Duidelijke bestandsnamen zorgen ervoor dat je documenten makkelijker kunt terugvinden. Het vermijden van vreemde karakters in een bestandsnaam voorkomt ‘foutjes’ bij het lezen en interpreteren van het bestand op een ander medium of later moment. Het gebruik van spaties en komma’s tussen woorden in de bestandsnaam kun je ook beter vermijden als je verlies van informatie wilt voorkomen.
Algemene regels voor bestandsnamen zijn:
- Gebruik maximaal 30 karakters
- Gebruik nooit spaties, punten of andere tekens om woorden te onderscheiden, maar gebruik een underscore (_) of schrijf de woorden aan elkaar
- Gebruik geen onduidelijke of ongebruikelijke afkortingen.
- Gebruik de originele extensie en gebruik die afkortingen nooit in de naam (dus bijvoorbeeld geen doc voor de punt)
- Gebruik alleen de volgende karakters: 0-9, A-Z, _,
- Gebruik nooit de volgende karakters: spatie \ / : * ? ” < > | ! % & ‚Äò – ; = ()
- Schrijf de datum volgens het stramien JJJJMMDD
- Kies een vaste volgorde voor de opbouw van je bestandsnamen. Bijvoorbeeld: JJJJMMDD_soortdocument_naamversie.extensie of ingevuld: 20111109_tekst_bewaarals02.pdf